Geschiedenis

Het voormalige Arp Schnitgerorgel (1699) van de Lutherse kerk Groningen.

De Lutherse kerk in Groningen heeft ooit een orgel bezeten van de beroemde Noord-Duitse orgelbouwer Arp Schnitger (1648-1719). Het instrument is door de maker zelf in 1699 aan de kerk geschonken. Het loont de moeite op basis van de documenten de geschiedenis van dit verloren gegane werk op een rij te zetten. Allereerst een korte chronologie.

1696: Inwijding van het nieuwe kerkgebouw op 28 november.

1697: Arp Schnitger was lutheraan en kerkganger in de Groningse Lutherse kerk. Barthold Waldeck was in deze tijd 'Mitarbeider an der Orgel' in de Der Aa-kerk. In 1697 is Arp Schnitger als peetvader van de zoon van Waldeck Barthold jr. in het doopboek van de Lutherse gemeente ingeschreven.

1699: Het eerste orgel werd door Arp Schnitger aan de Lutherse kerk geschonken. Hierover worden wij geïnformeerd door de nagelaten geschriften van Schnitger, waaruit de Groningse organist Siwert Meijer (1817-1877) in het muziektijdschrift Caecilia van 1852 het volgende stuk in het Nederlands heeft vertaald:

'Anno 1699. In dit jaar heb ik [Arp Schnitger] ook een klein werk, waarin een Prestant 4 vt, met één klavier en eene dubbele balg in de Lutherse kerk te Groningen gemaakt en het daaraan ten geschenke gegeven.


Het Arp Schnitgerorgel (1711) in de Alte Kirche van het Duitse Waddeneiland Pellworm. Dit front komt mogelijk dicht bij het uiterlijk van het voormalige Groninger Lutherse orgel rond 1718/19 (na toevoeging van een vrij pedaal door Garrels & Radeker).


De Kerk heeft mij eindelijk 100 Rth. gegeven, waarvoor ik nog een sterk borstwerk en 3 balgen aan het werk gemaakt heb.'1

Uit de door Meijer toegevoegde en uitgebreide dispositie blijkt, dat Schnitgers orgel een instrument was met twee manualen en zestien registers, nl. manuaal (hoofdwerk, negen registers) en borstwerk met zeven registers.

Op grond van de bouwwijze die Arp Schnitger destijds hanteerde en de vergelijkbare instrumenten van zijn hand2, is het vrijwel zeker dat het orgel een manuaalschuifkoppel HW + BW, een tremulant en een aangehangen pedaal bezat. De gebruikelijke manuaalomvang van Schnitger was van C tot c''' en de pedaalomvang van C tot d' met of zonder kort octaaf. De vermoedelijke oorspronkelijke dispositie was volgens de vroegste gedrukte bron3 als volgt:

ManuaalBorstwerk
1. Prestant 4'1. Gedekt 8'
2. Holpijp 8'2. Blokfluit 4'
3. Sifflet 4'3. Octaaf 2'
4. Octaaf 2'4. Woudfluit 2'
5. Nasat 3'5. Quint 1 1/2'
6. Mixtuur6. Scherp
7. Sesquialter7. Kromhoorn 8'
8. Trompet 8'
9. Vox Humana 8'

De eerstvolgende informatie over het Arp Schnitgerorgel is van de bouwer zelf uit het jaar:

1710: Arp Schnitger schrijft dat hij het orgel dat hij jaren geleden voor de Lutherse kerk in Groningen had gemaakt weer eens op verzoek heeft onderzocht. Hij wijst er dringend op dat de drie blaasbalgen die onder het orgel lagen zo spoedig mogelijk moeten worden verwijderd, om verder verval te vermijden. Op deze plaats kunnen de balgen geen tien jaar meer dienstdoen. Schnitger doet het voorstel om de balgen aan de zuidzijde van het werk, waar ze goed kunnen worden geplaatst, onder te brengen.4 Op deze plaats kunnen de balgen luchtig en vrij liggen. Schnitger schrijft verder, dat het wel dringend noodzakelijk is dat er een vrij pedaal (met eigen registers) aan het werk wordt toegevoegd, ook omdat het bestaande orgel in de grote gemeente, vooral bij het begeleiden van de zang, te zwak is en dat hij daartoe uitbreiding met een vrij pedaal de volgende stemmen noodzakelijk acht:

1. Octav 8'
2. Octav 4'
3. Nachthorn 2'
4. Mixtur V-VI
5. Posaun 16'
6. Schallmey 8'

Hiervoor is een goede en degelijke windlade noodzakelijk, om daarop de bovengenoemde stemmen te kunnen plaatsen. Verder zijn een registermechaniek en o.a. abstracten voor de speeltractuur nodig; tevens is een extra nieuwe blaasbalg nodig van dezelfde grootte als de bestaande balgen, nieuwe windkanalen en windconducten, en voorts moeten de drie bestaande balgen en de bestaande windkanaalleidingen in goede staat worden gebracht. Als de orgelbouwer alle materialen levert en het geheel zorgvuldig laat vervaardigen, zijn de kosten voor de materialen en arbeidsloon na precieze berekening 525 Caroli Gulden.
Omdat er nergens sprake is van transportkosten (die in vrijwel ieder contract wel expliciet genoemd worden) is het zo goed als zeker dat Schnitger ervan uitgaat dat de werkzaamheden worden uitgevoerd door zijn jarenlange medewerkers in het 'filiaal Groningen', onder wie Jannes Radeker en Rudolf Garrels. Dit is geheel in overeenstemming met de elders in de provincie bekende praktijk: Schnitger verzond de belangrijkste materialen vanuit de hoofdwerkplaats Hamburg/Neuenfelde en gaf de rest, inclusief opbouw en montage, in handen van zijn medewerkers in het filiaal te Groningen.

Het pedaal kan liggend achter het orgelwerk worden geplaatst. Op rekening van de kerkelijke gemeente zal op aanbeveling van Arp Schnitger de muur achter het orgel met een extra isolerende houten wand worden bekleed met een afstand van ongeveer 4 duim (ongeveer 9-10 cm). Het geheel is als eenvoudige houten wand gepland geweest. Hiermee kon de invloed van de vochtigheid worden gereduceerd en liep het orgel niet meer schade op. De gemeente moet verder voor de kosten opkomen van een handlanger (assistent) en een calcant (balgentreder), tijdens het uitvoeren van het werk.
Dit voorstel was gedateerd 'Groningen de 29.X (oktober) 1710'.

1711: Tweede voorstel van Arp Schnitger.5
'Als het geplande pedaal aan beide zijden van het bestaande orgel in twee bastorens zou geplaatst worden, zoals het goed kan worden gerealiseerd, nadat ik [Arp Schnitger] de plaats daarvoor heb geobserveerd, moet daarvoor wel de 'Octavbass 8 fuss' in een 'Principal 8 fuss' uit fijn tin die in het front komt te staan worden veranderd. De overige stemmen blijven onveranderd. Er moeten daarvoor wel twee windladen worden gemaakt, waarop de stemmen moeten worden verdeeld. Daarvoor moet nog één keer zoveel materiaal en arbeid aan windladen, registermechaniek, abstracten resp. speelmechaniek en windkanalen worden gerekend, als in de vorige opgave waarin het pedaalwerk op één lade achter het werk zou komen te liggen. Hierdoor wordt het orgel aan iedere zijde met 4 voet, en dus samen 8 voet in de breedte vergroot. Daar het bestaande orgelwerk 8 voet breed is, wordt de nieuwe totaalbreedte 16 voet. Op deze wijze zal het werk zich optisch veel beter presenteren, maar daardoor ook in de kerkruimte buitengewoon fraai klinken. Dit betekent dat de reeds eerder genoemde totaal kosten van 525 Carolis guldens nog met een bedrag van 250 Carolis gulden, zonder de kosten voor het kastwerk moet worden verhoogd. Hiermede u dienende en de opdracht vervullend.'

Groningen, 2 Januari anno 1711.
Arp Schnitger, Orgelmacher

Mogelijk werd door de financiële situatie het plan voor de uitbreiding van Arp Schnitger voorlopig uitgesteld. Om het plan toch te kunnen realiseren werd er een collecte gestart. Het originele boekje waarin de namen en woonplaatsen (resp. adressen) staan vermeld van 'die liefhebbers die daartoe getekend hebben' is zelfs bewaard gebleven. Opvallend is dat ook de medewerkers van Arp Schnitger, Jan Radeker en Rudolf Garrels, ieder voor 25 gulden hebben bijgedragen. Hoe eng Schnitgers medewerkers Radeker en Garrels met de Lutherse gemeente verbonden waren blijkt o.a. uit het volgende kerkelijke besluit: 'Is consistorialiter beslooten dat mst. Jannes Radeker met seijn huisvrouw vrije stoelen besitten mogen in onze kerk. Voor seijn mogelijkheijt den op sicht op ons kerkorgel in stemmen als elders'.6 Ook de toenmalige organist Garlarus Benedictus Schofselaer droeg zijn steentje van 25 gulden daartoe bij. Zelfs een zekere Herman Hölscher als kistemakersknecht, mogelijk één van de orgelkastenmakers onder Allart Meijer, tekende voor 5 gulden. Het genoemde giftenboekje loopt tot na de voltooiing van het toegevoegde pedaal verder, met giften op o.a. 7 januari 1719.


het giftenboekje

In de periode dat de uitbreiding van het orgel in de Lutherse kerk kon worden gerealiseerd, was Arp Schnitger, in de laatste jaren van zijn leven, intensief betrokken bij het realiseren van het grote nieuwe drieklaviersorgel in de Michaeliskirche te Hamburg met 52 stemmen.7 Dit orgel werd van 1712 tot 1715 gebouwd. In het originele manuscript staat in Schnitgers hand: 'An Gottes Segen ist alles gelegen' en voorts 'Nun der grosser Gott, in dessen Namen dies wird angefangen segen das Mittel und hilfe zum glücklichen Ende'.8

De bijna zeventigjarige meester hoopt hier de voltooiing van zijn 'laatste' grote werk nog te mogen beleven. Twee kleinere werken in de Christkirche te Rendsburg met twee manualen en pedaal met 29 registers en een kleiner tweeklaviersorgel in de St. Paulikirche te Bremen zouden daarop nog volgen. Het werk in de St.Pauli werd in de herfst van 1718 voltooid en hoofdzakelijk door zijn gezellen Gregorius Struve en Lambert-Daniel Kastens uitgevoerd. Dat Arp Schnitger de opdrachten in zijn laatste actieve jaren steeds meer overliet aan zijn ervaren medewerkers, blijkt ook uit de informatie uit andere archieven.9

In het onlangs teruggevonden contract voor het nieuwe orgel in de Christkirche te Rendsburg is de situatie waarin Schnitger één van zijn laatste opdrachten verkreeg duidelijk omschreven. Hieruit blijkt dat de voor die tijd reeds zeer oude meester de verantwoording zelfs tot na zijn levenseinde contractueel moest regelen en verantwoorden: 'Daher aber über verehrter Herr Schnitger mit tode abgehen solte, ehr und bevor, das mit Ihm bedungene Orgelwerck verfertiget und geliefert wurde, solchenfals sollen dessen Erben, Schuldig und gehalten werden diesen Contract, gebührend nach zu leben und haben zu sehen das, das Orgelwerck in sein vorunterschriebenen Disposition und Riss. gemäß binnen versprochener Zeit völlig verfertiget und der Kirche ohne tadel gelieffert werde beij Verpfändung sein Haab und Guth dafür borgen, und möglich so viel der selben hinzu von nöthen Uhrkundlich ist diesem Contract in duplo wohl bedächtlich beliebet geschlossen und verfertiget und beijderseits Contrahenten zu wahrer versieglung und Worthaltung eigenständig unterschrieben und versiegelt worden so geschehen. Rensburg der 9 April. Anno 1714.
[Getekend door o.a. Arp Schnitger en het kerkbestuur].'

De problemen rond het orgel in Rendsburg werden nog complexer, zoals Arp Schnitger in zijn nagelaten geschriften vermeldt: 'Ik heb hier groote schade bij gehad, aangezien mijn voornaamste knecht te dezer plaatse lang ziek geweest en eindelijk overleden is. Ook had mijn zoon Johann Jürgen, zijne hand verbrand, waardoor hij gedurende zes weken niet konde werken; zoodat de werkzaamheden langen tijd aangehouden hebben en daarbij veel geld is verteerd.'10

De volgende notitie is in het Archief van de Evangelisch-Lutherse Gemeente bewaard gebleven.
'Dieses Pedaal ist aus liebe zu Gott und seiner Evangelischen Lutherischen Gemeinde alhier in Groningen von ettlichen Liebhabern verehret, im Jahre Christi, 1717. Durch Johan Radeker und Rudolf Garrels als Orgelmacher angefangen und verfertigt, zu der Zeit ist an dieser Kirche Organist gewesen Gerlacus Benedictus Schofselaer'. De tekst is bewaard gebleven via Carel Opten, oud-organist van de Lutherse kerk. Het is afgebeeld op een blokje uitgesneden eikenhout van de voormalige Schnitgerkas. (zie afbeelding) Dat Arp Schnitger zijn gezellen en knechten zeer zelfstandig liet werken is bekend.11 Dat deze medewerkers vooral tegen het einde van Schnitgers leven zeer autonoom te werk gingen is in meerdere gevallen duidelijk aantoonbaar. Arp Schnitger schrijft daarover (opnieuw in de vertaling van Siwert Meijer): 'Door mijne veelvuldige werkzaamheden op onderscheidene plaatsen, moest ik vele knechts hebben; ik zelf kon slechts op ééne plaats tegenwoordig wezen, hetwelk ten gevolge had, dat de meeste dier knechten hun eigen belang zochten'.12

Arp Schnitger had tot kort voor zijn overlijden in juli 1719 zelf de leiding van het bedrijf en bepaalde nog tot op het laatste moment welke opdrachten werden aangenomen of uitgevoerd, zoals blijkt uit een brief van Frans Casper Schnitger aan het stadsbestuur van Zwolle van 20 januari 1719: 'Remonstrire schuldigst, daß wier Gott Lob glücklich wieder zu Hamburg arriviret seyn und haben unter andern unterschiedene Brieffe von frembden Ortern angetroffen, ümb verschiedene Orgeln zu repariren. Item auch ein Neues Werck zu Nauen, aber der Vater hat Sie nicht acceptieren können (...).'13
De medewerkers werden pas min of meer zelfstandig na het overlijden van Arp Schnitger in juli 1719. Tot die tijd waren zij nog als uitvoerende gezellen en knechten bij Arp Schnitger in dienst en verzorgden ook het jaarlijkse onderhoud aan de door hem gebouwde orgels.

De dispositie van het Groningse orgel zag er na de pedaaluitbreiding van 1717, met 23 registers, volgens Knock als volgt uit:14

ManuaalBorstwerkPedaal
1. Prestant 4'1. Gedekt 8'1. Prestant 8'
2. Holpijp 8'2. Blokfluit 4'2. Bourdon 16'
3. Sifflet 4'3. Octaaf 2'3. Octaaf 4'
4. Octaaf 2'4. Woudfluit 2'4. Mixtuur V-VI
5. Nasat 3'5. Quint 1 1/2'5. Bazuin 16'
6. Mixtuur B/D6. Scherp6. Trompet 8'
7. Sesquialter7. Kromhoorn 8'7. Cornet 2'
8. Trompet 8'
9. Vox Humana 8'

3 Afsluitingen, 2 Tremulanten, Ventiel en 4 Blaasbalgen.

Het register Bourdon 16' en de Cornet 2' zijn aan de dispositie van Arp Schnitger toegevoegd, de Nachthoorn 2' werd niet gerealiseerd.

In deze situatie bezat de Lutherse gemeente in Groningen een orgel van een uitzonderlijk meester, dat qua grootte alleen nog door de instrumenten in de Martinikerk en de Academiekerk werd overtroffen.15 Daar het grote vierklaviersorgel in de Der Aa-kerk na het instorten van de toren in 1710 was verwoest en er nog het één en ander van dit orgel kon worden gered, is het niet onmogelijk dat daarvan ook nog onderdelen voor de uitbreiding van het orgel in de Lutherse kerk zijn gebruikt. Tijdens Schnitgers bezoek aan Groningen in 1717 zijn daarover mogelijkerwijs afspraken gemaakt.
In de volgende jaren werd het orgel onderhouden door de opvolgers van de firma Schnitger: Frans Caspar Schnitger, Albertus Anthonie Hinsz, Frans Caspar Schnitger junior (laatstgenoemden liggen ook begraven in de Groninger Lutherse kerk) H.H. en H.E. Freytag. In 1726 voerde Frans Caspar Schnitger reparatie- en herstelwerkzaamheden uit voor 382 gulden. In 1782 voert Albertus Anthonie Hinsz reparatie- en herstelwerkzaamheden uit. H.H. Freytag reinigt en herstelt het instrument in 1812. In 1819 brengt H.E. Freytag nieuwe grotere windkanalen en nieuwe klaviaturen aan. In het jaar 1852 werd het orgel nog van een rugpositief voorzien met negen stemmen. Dit werk werd uitgevoerd door H.E. Freytag en zijn zoon Willem Frederik.16 Hierdoor bezat de Lutherse kerk in Groningen een drieklaviersinstrument met 32 registers! Het was nu een instrument met één van de laatste in Nederland toegevoegde rugwerken.

Na het sluiten van de werkplaats van het 'Schnitger-filiaal' in 1863 door Herman Eberhardt Freytag (die in 1869 op 73 jarige leeftijd te Peize overleed), kwam dit uitzonderlijke orgel in andere handen en werd het in november 1896 door een nieuw instrument van Petrus van Oeckelen orgel vervangen. En zo kwam er een rigoureus einde aan een orgel dat Schnitger eens aan 'zijn' Lutherse gemeente had geschonken.

De restanten van het Freytag rugpositief werden na een ombouw tot een balustradeorgel met geheel nieuwe speel- en registertractuur inclusief een nieuwe windvoorziening , dispositiewijzigingen en speeltafel aan de zijkant van het orgel in Gasselternijveen geplaatst en daar recent gerestaureerd.

De dispositie van het toen driemanualige orgel met 32 registers was volgens de opgave van Siwert Meijer uit 1852 als volgt:

RugwerkManuaalBorstwerkPedaal
1. Prestant 8'1. Prestant 4'1. Gedekt 8'1. Prestant 8'
2. Bourdon 16'2. Holpijp 8'2. Blokfluit 4'2. Bourdon 16'
3. Prestant 16' D3. Open Fluit 8'3. Viola di Gamba 8' D3. Octaaf 4'
4. Holpijp 8'4. Siffluit 4' D4. Octaaf 2'4. Mixtuur V-VI
5. Open Fluit 8'5. Nasat 3'5. Woudfluit 2'5. Bazuin 16'
6. Octaaf 4'6. Octaaf 2'6. Flageolet 1'6. Trompet 8'
7. Octaaf 2'7. Quint 1 1/2'7. Kromhoorn 8'7. Cornet 2'
8. Mixtuur IV8. Mixtuur III
9. Trompet 8'9. Vox Humana 8'

'Het lijdt geen twijfel of Arp Schnitger is één der beroemdste en bekwaamste kunstenaars van zijnen tijd geweest' (Siwert Meijer, 1854).17

Het bestek van Garrels en Radeker voor de pedaaluitbreiding

Hieronder volgt een transcriptie van het in het archief teruggevonden bestek van Garrels en Radeker:

Een Opstellinge Van Wegens Eenige niewe stemmen, die vereisgt worden tot Verbeeteringe van de orgel in de Luiterse kercke tot Groningen.

  1. Wort vereischt an beide zijden van het Werck, Twee Basthorens en twee velden, volgens de afteikeninge luidende.
  2. Tot ijder Basthoren kommt een Windlade van Goedt Eicken houdt, en wat daar toe behoort, daer deze navolgende stemmen op te staen koomen.
    1. Een Praestant -- 8. Voet toon, van goedt Engels tin.
    2. Een Bordon -- 16. Voet toon, van goedt Eicken hout.
    3. Een Octave -- 4. Voet toon,
    4. Een Mixtuir -- 6. Starck,
    5. Basuin -- 16. Voedt toon,
    6. Trompet -- 8. Voet toon,
    7. Cornett -- 2. Voedt toon.
Verders wort hijr toe vereischt 4. Niewe Puisters, ijder puister 8. Voet lang en 4. Voet breet, van goedt Eicken houdt, Leer en Pergement wel versien daer en tegen de 3. oude puisters weer sullen de orgelmaekers genieten.

Nog wort hijr toe vereist een nieuwe Registratur en abstracten, met niewe Canalen en windtoeleidingen [?].

Nog een Speerventijl en Tremulant, die Stemmkrucken en angehang van messing en messing draet, en verder so als het behoort.

Verder so sal het oude werck wel door gesien en verbeetert worden, nog sal ijder stemme een toon leger gebragt worden, te wieten 2 pijpen an ijder stemme onder angesett.

Dit Werck nu veerdig sijnde, so sal het van onpartijdige persoonen wirden opgenomen, en alles goedt gekeurt sijnde, so sal het in alles de somme bedragen, Ses hondert en Vijfftig Carl: Guld:

Dit Werck sal veerdig gemaeckt sijn tegens Alderheijligen 1717, of ten alleruitersten (sonder eenig uitstell) tegens den Eersten Advent.

Dit nu alles sonder argelist onderteikent, en daer van twee gelijcke luidende schrifften van gemaeckt en van weder sijden onderteikent op aprobatie van het Eerwaardige Consistorij,

Actum Groningen den 9. Februarij. 1717.
[w.g.]
Johans Raker Orgelmaker
Rudolph Garrels Orgelsmaker

Dit bovenstaende is anno 1717 de 21. Febr: in onze Consistorie kamer door den Ouden en Niwen kerckenrath met vollen stemmen geapprobeert

B. Brun
J.A.C.P.Thuren [?]
Groningen

Bovenstaende besteck van ons ondergeschreevene orgelmaekers ververdigt, door de organisten in presentie van de kerkckenraed opgenoomen en goedgekeurt, en het bedongene gelt naementlick ses hondert vijftig Caroly guldens ten genoegen ontvangen, betuigen wij met onser handen onderteykening, actum groningen den 22 9bre: 1719

Jans Radeker Orgelmaker
Rudolph Garrels Orgelmaker

Nadat wij onderschreven aen Msr. Van Lohn Koopman en Herm Nieumeijer kistemaker aengaende de vergroting van het Lutherse orgel aen noodwendigheden en respective arbeitsloon schüldig worden, ende voor haer noch sooveel geld bij de Lutherse gemeente berustende is, daeraf sij mogen betaelt worden, hetwelke sie crediteurs mede gearresteert hebben;

Soo versoeken wij de ouderlingen en voorstanders van genoemde Lutherse gemeente deselve penningen aen de arrestanten pro virtu uit te stellen, en deselve tot hare vergoedingen te verhelpen, en daervan een quitantie passeren te laten; sigh Groningen den 11 November 1718.

Rudolph Garrelts
Johans Radeker
[waarna mededeling Engelbert van Lo(e)nen dat hem is betaald]

Enige opmerkingen over het voorgaande:

  • De drie oude Schnitgerbalgen werden ingenomen door Radeker en Garrels.
  • De toonhoogte werd verlaagd door plaatsing twee nieuwe langere pijpen en opschuiving van de overige pijpen.
  • Welke rol Herman Nie(u)meijer hier speelde is (nog) niet duidelijk: gezien de betrekkelijk geringe bedragen alleen als leverancier van hout en (daarbij) werkloon in dienst van R&G of daarnaast ook als onderaannemer verantwoordelijk voor de uitbreiding van de orgelkas?
  • Over Herman Nieumeijer: Hij was kistemaker/timmerman, luthers, en afkomstig uit Greetsiel en overleed in 1747 in Groningen. In 1712 was hij poorter in Groningen en trouwde in dat jaar met Joanna Mol(l)a(a)n, zuster van de bekende Menke Mollaan. De bekende tabaksfabrikant Theodorus Niemeijer was een verre nazaat van Herman N. [naar gegevens ontleend aan htpp://www.noordelingen.nl/ParenteelHermanNieumeijer.HTM] Niemeijer was als timmerman/aannemer niet alleen actief binnen de Lutherse gemeente (bij allerlei verbouwingen), maar ook daar buiten.
  • Zijn naam wordt geregeld in verband gebracht met werk van Radeker (en Garrels), o.a. ook in Anloo, Franeker en St. Annaparochie.

Recente literatuur over (werk van) Radeker en Garrels

  • W.R.C. Adriaansz (eindred.), Het Garrels-orgel in de Oud-Katholieke Kerk in den Haag, Den Haag 1997.
  • Henk van Eeeken, 'De restauratie en reconstructie van het Radeker/Garrels-orgel in de hervormde Magnuskerk te Anloo, in: Hans Fidom (red.), Het orgel: een historisch instrument', Groningen 2000, 44 - 67.
  • Henk van Eeken, Ed Panman en Harald Vogel, Opus Magnum in de Magnuskerk te Anloo, Anloo 2002.
  • Henk Verhoef (red.), Barok in het Noorderkwartier. Het Garrels-orgel van Purmerend, Zutphen 2007.
  • Bernhardt H. Edskes, 'Het voormalige Arp Schnitgerorgel (1699) van de Lutherse kerk Groningen', in: Bulletin 2012/1 [van de Stichting Vrienden Lutherse Kerk Groningen], 9 - 15.
  • Victor Timmer, 'Een rehabilitatie voor Radeker? Over het zwijgende orgel in de Van Harenskerk', Alde Fryske Tsjerken 8 (juni 2013), 23 - 24

1. Meijers artikelen over Arp Schnitger en diens orgels zijn opnieuw uitgegeven als: Bijdragen tot de geschiedenis van het orgelmaken, bijeengebracht door S. Meijer, organist te Groningen (1817-1877). De nagelaten geschriften van de orgelmaker Arp Schnitger (1648-1719), met inleiding en commentaar van C.H. Edskes, Sneek: Boeijenga, 1968. Het citaat op p. 22. Waar de oorspronkelijke, door Meijer gebruikte aantekeningen van Schnitger zijn gebleven is overigens niet bekend.

2. Zie Gustav Fock, Arp Schnitger und seine Schule. Ein Beitrag zur Geschichte des Orgelbaues im Nord- und Ostseeküstengebiet, Kassel [etc.]: Bärenreiter, 1974.

3. Nicolaas Arnoldi Knock, Dispositien der merkwaardigste kerk-orgelen, welken in de Provincie Friesland, Groningen en elders aangetroffen worden, nieuwe uitgave, Sneek, 1959 (oorspronkelijk uitgave: Groningen: Petrus Doekema, 1788), pp. 40-41.

4. In een stuk gedateerd Groningen, 29 oktober 1710. Groninger Archieven, Archief van de Evangelisch-Lutherse Gemeente te Groningen.

5. In een stuk gedateerd Groningen , 2 januari 1711. Groninger Archieven, Archief van de Evangelisch-Lutherse Gemeente te Groningen.

6. Groninger Archieven, Archief van de Evangelisch-Lutherse Gemeente te Groningen.

7. Fock, Arp Schnitger und seine Schule, p. 74.

8. Geciteerd in Bijdragen tot de geschiedenis, p. 17.

9. Cornelius H. Edskes en Harald Vogel, Arp Schnitger en zijn werk, Bremen: Verlag H.M. Hauschild GmbH, 2009.

10. In de vertaling van Siwert Meijer. Zie Bijdragen tot de geschiedenis van het orgelmaken, p. 17.

11. Zie ook Bert Veening, 'Bernhardt Edskes en Arp Schnitger', in: 350 jaar Arp Schnitger, Uithuizermeden: Stichting Groningen Orgelland, 1998, pp. 36-43.

12. Bijdragen tot de geschiedenis van het orgelmaken, p. 5.

13. Fock, Arp Schnitger und seine Schule, p. 249.

14. Knock, Dispositien der merkwaardigste kerk-orgelen, pp. 40-41.

15. H.A. Edskes, Renske Koning en H.F.W. Kruize (red.), Arp Schnitger (1648-1719) en zijn werk in het Groningerland, Groningen: Stichting Groningen Orgelland, 1969, pp. 60-65 en 87-92; Fock, Arp Schnitger und seine Schule, pp. 215-226 en 228-232; Edskes en Vogel, Arp Schnitger en zijn werk, pp. 46-49 en 92-95.

16. Fock, Arp Schnitger und seine Schule, pp. 233.

17. Bijdragen tot de geschiedenis van het orgelmaken, p. 17.